LIKE ONS

maandag 26 september 2005

AAN DE TAALPROVISOR VAN BERLIJN.

Lieve Professius,

is het weer lekker in Berlijn? Het zoeken naar de zin van de onzin gaat hier almaar voort. Al weet ik nog steeds niet precies hoe men 'hooiberg' spelt. Mijn laatste ribben zijn geteld. Ik ben lichamelijk voltooid en kan beginnen met de wederafbraak. Armen zonder benen, rijken zonder hoofden, kippen zonder kop. Ben soms kapot, maar vaker verliefd. Binnenkort heb ik afgesproken met de bedenker van de beste mop ter wereld. Om die te begrijpen zul je eerst drie nachten niet moeten slapen. Ik maar één, maar ik drink. Wanneer ik vermoed dat je er klaar voor bent zal ik je hem vertellen. Het beste werkt hij wanneer de verteller in eenzelfde staat van ontvankelijkheid verkeert. Maar als je hem eenmaal voelt blijf je een heel dagdeel lachen. Wel kan ik alvast het eerste deel vertellen: Het is warm en het vliegt...

Ik vroeg me met betrekking tot onszelf af: Vluchten wij in humor, of vlucht de humor in ons? Kun jij daar eens een loopje mee nemen? (Een loopje met iemand nemen = liegen dat je verkering met iemand wilt om diegene in bed te krijgen)

Je Beestachtige Leugenaar,

Greffold van Vermheere de Boetiljon (heeft een blauwe hoed gekocht)

maandag 12 september 2005

VOOR PROF

PTT: Echt! Hij was het echt! Hans! Jongen! Eh..meneer! Wacht, eh..hallo! He! Hans.
H K: Hallo?
PTT: Eh...mag ik je handtekening?
(Als schrijver heb je natuurlijk altijd pen en papier bij de hand)
H K: Ja, tuurlijk. Hoe heet je?
PTT: Eh...Professius.
H K: ?
PTT: Ja, nee, dat, ik ben een duo met schrijven dus. En we hebben het altijd over je! Ja!
H K: Oh, wat leuk!
Vriend van H K: Hans, ik ga vast verder.
PTT: Ja, dat kwam zomaar een keer toen kwam je naam in me op. En je hebt aids toch?
H K: Sorry?
PTT: Ja, sorry.
(Hierop geeft Hans m'n pen en papier weer terug)

donderdag 8 september 2005

DE WAARHEID ALS WIND

Ik laat me achterover van een parterretrap afvallen, kom op mijn stuitje terecht en klaar en sta nog bovener aan dan tevoren. Mijn haar doe ik expres in de war en ik denk hardop aan de heilige horlepiep door tegen de wind in te neuriën. Ik zweef wankel, draai duizelingwekkend, ik schiet in verliefde wanhoop hogere speren door harten en zielen, lap zelfgestelde regels aan nooitgebruikte laarzen. Kus de skaai! Vergeeeeet ácht! En Professius raakt al bijna steeds meer zoek en verder kwijt. Al weet ik hem steeds dichter, ik ben genaderd tot zijn goedheid. Een heel klein stukje maar. In de Plato-werkelijkheid, die ik niet kan zien maar wel ruiken. Een wind heeft immers geen schaduw. Wanneer je de realiteit uit het oog dreigt te verliezen, laat een scheet en weet!